Gerbrand Bakker – Moeder, na vader Privé-domein 324

Gerbrand Bakker Moeder na vader Privé-domein 324 Recensie en informatie over de inhoud van het autobiografische verhaal. Op 25 april 2023 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers het nieuwe autobiografische boek van de Nederlandse schrijver Gerbrand Bakker.

Gerbrand Bakker Moeder, na vader Privé-domein 324 recensie van Tim Donker

Mijn verhuis was een goede gelegenheid om hem eindelijk dat boek terug te geven. Het had daar maar gelegen, jaar na jaar, eerst op wat voor het de kamer van mijn dochter zou worden een werkkamer-in-wording was (al was er weinig wordends aan), later op de enorme boekenstapels tegen de muur van onze slaapkamer, later op zolder, later in een kast vlakbij de eetkeuken, later terug op zolder.

Het boek: Minder dan niks van Bret Easton Ellis, en te zeggen dat ik er in al die jaren geen letter in gelezen had zou maar een beetje overdreven zijn want ik had maar een paar zinnen gelezen. De hij van wie het boek was: Sergio. Dat was mijn toenmalige buur. Een goede mens, voor zover mensen echt goed zijn. Ach. Een akseptabele mens. Hij hield, net als ik, van lezen. Opmerkelijke literatuursmaak had hij. Voskuil. Grunberg. Faulkner. Knausgård. Alsof hij zijn smaak met zorg had laten samenstellen in de goedesmaakwinkel. Daar had hij dan vast die buitenissige whiksy’tjes die hij altijd had staan ook vandaan. Je wist meteen dat hij een lezer was.

Sommige avonden kwam ik bij hem over de vloer. Dan keken we een of andere muziekdocumentaire waarvan hij vermoedde dat mij die interesseren zou. Searching for the Wrong-eyed Jesus zag ik bij hem, en iets over Finse black metal. Dan dronken we bier, dan dronken we whisky. Dan praatten we wat. Over muziek, over boeken, over de mensen, over de dingen. Maar het mooiste vond ik het om hem op straat tegen te komen. Dan praatten we ook over muziek en boeken en de mensen en de dingen maar dan wist ik me gerust in de wetenschap dat ik altijd tegen hem kon zeggen dat ik ervandoor moest omdat ik de kinderen op moest halen, of boodschappen moest doen, of dat er nog het een of andere onduidelijke klusje binnenshuis op me wachtte (al moet ik zeggen dat hij het negen keer op tien was die zei dat het jammer was maar dat hij nu toch echt in de auto moest stappen, en dan stapte hij, in die domme auto van hem).

Hoewel hij nogal vaak uitweidde over het boek waarin hij op dat moment bezig was, en dat hij bijna altijd heel erg goed vond, en hij me nogal int begin van ons nabuurschap dat Easton Ellis boek uitleende, gaf hij me vrij zelden een direkte leestip. Hij benadrukte liever wat hij zelf goed vond. Eerder dan een zinnetje als “Dat is wel wat voor jou” uit zijn bakkes te wurmen, en dat was goed, want het angstzweet komt me altijd weer op de rug te staan van dat zinnetje.

Maar ik herinner me wel een keer. Ik herinner me zo’n fijne keer, zo’n keer op straat, zo’n gesprek dat dat onvermoed, onverwachts, ongepland ineens staat te groejen daar midden op het beton – en te weten dat je het op elk gewenst moment gewoon snoejen kunt. Het was een grijze dag geloof ik, of gok ik maar want er zijn meer grijze dagen dan andere. Sergio begon over Gerbrand Bakker. Of ik die kende. Of ik daar al wat van gelezen had, ooit. Want dat zou wel wat voor mij zijn. Dacht hij. Zei hij. Vond hij.

Als je de veertig gepasseerd bent, word je, denk ik, wat selektiever met tips. Want toen ik jonger was zoog ik het allemaal op. Ik wilde weten, lezen, horen, luisteren, kennen. Ik wilde het allemaal, in mijn boekenkast, in mijn seedeekast. Dit zou wat voor jou zijn, hoefde het maar te klinken en ik liep al. En dat was nog in de tijd dat je daar moeite voor moest doen. Of meer moeite toch dan een naam intikken op Google of YouTube of SoundCloud. Je moest naar de bibliotheek, of de boekhandel of naar een platenzaak. Je moest zoeken. In bakken of in rekken. En niet de moeite, of het zoeken is me tegen gaan staan. Maar dat het zo vaak mis was. En niet zo maar mis, maar faliekant mis. En dan stond ik daar, ontgoocheld, gedeprimeerd, verbijsterd…: deze rotzooi iets voor mij?, deze rotzooi iets voor mij??, deze rotzooi iets voor mij???, deze rotzooi iets voor mij????, wat voor beeld hebben die mensen dan van mij?????

Als je de veertig gepasseerd ben sta je daar meestal maar met je uitgestreken bek en je knikken en je jaja en je hm-m en je ik zal er eens naar kijken terwijl je denkt na mijn dood misschien. Maar als Sergio het zei, nam ik het iets serieuzer. Of toch: serieus genoeg voor SoundCloud of YouTube of Google. Een aantal dagen later. De kompjoetur, de zoekmasjiene, de naam. Gerbrand Bakker.

Ik kreeg een of andere blog ofzo, kan dat? Of hoe heet dat? Het ging over vogels. Het ging de hele tijd maar over vogels. Het was niet slecht geschreven maar het ging de hele tijd maar over vogels. Hum, ik dacht, een vogelaar. Ik heb iets tegen vogelaars. Zelf ken ik nog geen duif uit een zeemeeuw, en ik verdraag mensen die elke langsfladderende vogel op soortnaam kunnen benoemen slecht. Misschien is dat begonnen in mijn jeugd. Ik ben mijn hele leven al een verwoed kattenliefhebber geweest. Op een dag vertelde mijn vader mij dat hij als kind zeer bloedige kattenvallen plaatste omdat katten vogeltjes vingen, en hij zo dol op vogeltjes was. Het was voor het eerst dat ik walgde van mijn vader, en dat ik vogelliefhebberij in verband bracht met een abjekt karakter.

Mijn schoonfamilie maakte het, later, nog erger. Allemaal braafneuzerige, fantasieloze, saje, bekrompen, gezapige flauwgeesten, allemaal vogelliefhebbers, allemaal kattenhaters.

Vogelaars. Hum. Wat is er eigenlijk zo geweldig aan vogels? Alleen maar dat ze kunnen vliegen? Daar zijn ze niet de enigen in. En niet alles met vleugels moet meteen zo’n godvers lawaai maken in de ochtend hoor.

Ik vergat hem. Vergat Gerbrand Bakker. Vergat de vogelaar.

En dan, jaren later, jaren?, ja ik denk wel twee drie jaar later ofzo, ik sta daar, in de portiek van een flat, iemand drukt me Moeder, na vader in mijn handen. Een boek. Van Gerbrand Bakker. Onmiddellijk weet ik weer, was ik die verdomde vogelaar toch niet helemaal vergeten kennelijk! “Ik loop erin vast,” zegt degene die het boek in mijn handen drukt in ergens een portiek van ergens een flat ergens in de tijd op wat weeral een loodgrijze dag leek te zijn, “misschien is het wat voor jou.” Deze keer vond ik dan zinnetje niet eens zo erg.

Geen vogels? Ja. Wel vogels. En een vader, die 90 is, onkruid uit een droge sloot trekt, rugpijn krijgt, en dood gaat. En het daarna. En een moeder in dat daarna.

Moeder, na vader (hij zal wel erg gelukkig zijn geweest met die komma) is dagboekproza. Nee, het is geen dagboek. Het is het verslag van de tijd na vader. Maar stiekem is het toch dagboekproza. Ook na vader blijven de dagdagelijksheden doorgaan, en daarover kan gelezen worden in Moeder, na vader.

Ik heb iemand gekend die lijp was van schrijversdagboeken; zelve vind ik die meer dan eens wat zwaar op de hand worden. Met zo’n gast, zo’n schrijversgast die al op de eerste pagina van zijn dagboek in het vliegtuig naar Zuid-Amerika zit; zo’n gast, zo’n schrijversgast die onophoudelijk de politieke situaties in allerlei landen van voetnoten voorziet; zo’n gast, zo’n schrijversgast die steeds de dikke en moeilijke boeken die hij leest tot op de komma analyseert; zo’n gast, zo’n schrijversgast die het nooit kan laten met alle obligate filosofen te smijten die een mens maar bedenken kan. Alsof zo’n gast, zo’n schrijversgast op geen enkele dag gewoon maar in zijn tuin voor zich uit zit te staren en aan niks bijzonders denkt.

Hoe anders bij Gerbrand Bakker, zou ik bijna gezegd hebben.
Maar op het eind van dit dagboek dat geen dagboek is, is hij toch maar mooi naar Griekenland gevlogen om met een aantal andere auteurs een soort schrijvers-in-residentie achtige taak te vervullen.
En op tijd en stond praat hij in Moeder, na vader over de boeken die hij leest, en sommige zijn nog engelstalig ook! Een enkele maal komt het zelfs tot een heuse recensie (van een boek van Voskuil dan nog.
En ook van politiek wordt hier geplaudeerd.

En toch tiert het dagdagelijksisme herkenbaarder bij Gerbrand Bakker; dit hier zouden ook uw dagdagelijksheden kunnen zijn, of de mijne. Natuurlijk, we gaan niet allemaal naar het Boekenbal, we worden niet allemaal uitgenodigd voor Brommer op Zee of voor Nieuwsuur, we mogen niet allemaal voor Trouw een recensie schrijven waarin alles dat zweemt naar ik gewoon mag blijven staan, maar hee, de schrijver heeft ook een moeder en met die moeder voert hij heerlijk onzinnige en af en toe aandoenlijke telefoongesprekken. De schrijver heeft een man die soms M. en anders gewoon Marcel heet, en een hond die Floris heet. Hij heeft tantes en ooms, een familie-app vol gezeur, hij heeft met VT Wonen: Weer Verliefd op je Huis en De Grote Verbouwing een heel doorsnee “zondagavondroutine”, hij gaat eens uit eten, er komen eens vrienden of buren of familieleden over de vloer.

Moeder, na vader gaat wel over de vader, en meer nog over de moeder, maar ook, en misschien vooral, over de mens Gebrand Bakker. Een heel menselijk mens. Een, mogelijk, nabije mens. De schrijver werd me haast een bekende, geen vriend, dat niet, hoewel dat wel kan gebeuren met boeken als deze, laagdrempelig, oprecht, levensecht, een zekere dikte, over de driehonderd bladzijden, steeds maar weer getuige zijn van zijn leven, zijn verwanten, zijn gedachten, zijn bezigheden, dan kan, ik heb me erop betrapt, helaas, de schrijver als een vriend gaan aanvoelen, het soort vriend waarmee je alle vrijdagavonden in de kroeg zit (dat soort vrienden heb ik niet en heb ik nooit gehad maar ik kan me er niettemin iets bij voorstellen) en maar wat aanzevert over alles wat er deze week gebeurt is, op je werk en in je huis en in de wereld. Bakker bleef me ondanks de nabijheid van zijn schrijven toch op een zekere afstand (en ik denk dat Gerbrand Bakker daar blij om is). Geen vriend, maar een goede bekende, het soort van bekende dat je minimaal één keer per week op straat tegenkomt, als je naar de bakker gaat, ja, speciaal als je naar de bakker gaat (of zeg slager, ik wil niet de indruk wekken dat ik flauwe woordgrappen aan het maken ben met des schrijvers achternaam), zo iemand waarvan je na enige tijd alles weet – behalve misschien zijn naam (en na maanden en maanden van wekelijkse kletspraatjes op straat is het langzamerhand ook een beetje lullig om nog naar die naam te vragen).

Een bekende om mee te praten, te vragen hoe het ermee staat, te luisteren naar kleine gebeurtenisjes en wat grotere. Een bekende, ook, om mee te diskuteren. Want niet alleen over Bakkers bezigheden kun je hier lezen, veelal, ook geeft hij zijn visie op het nieuws en op wat daarin te berde wordt gebracht, op bepaalde patronen en verschijnselen, en op de humane kondisie in het algemeen.

En dan kun je het met hem eens zijn, of ook wel hardgrondig oneens – ik heb hier voor me zes kantjes met aantekeningen liggen waarin ik nu eens met veel enthousiasme onderschrijf wat Bakker op die-en-die pagina beweert maar dan weer, zij het zeldener, me opwindt over één van zijn meningen (op een of andere manier is de inkt daar dikker). Mijn oorspronkelijke idee was om mijn “diskussies” met Bakker onderdeel te maken van deze bespreking maar ik zie daar vanaf. Ook al omdat het zondagavond is, en laat, en koud, en ik wil graag nog iets nutteloos doen voor ik naar bed ga.

Laat ik het er dierhalve maar op houden dat ik het verrassend vaak eens ben geweest met wat Bakker in Moeder, na vader zoal beweert, dat ik hem verrassend vaak de vinger zeer goed op de zere plek van de tijdsgeest zag leggen, dat ik nogal eens moest lachen, dat ik nog vaak moet denken aan zijn woorden over het overmatig (en mijns inziens lichtvaardig) gebruik van het woord trauma, en die woorden zelfs aanhaalde niet lang geleden, het was vrijdag, het was regendag, de zoveelste regendag op rij, en ik zei En als het straks in de zomer weer drie weken droog is, gaan de mensen weer over een “droogteprobleem” beginnen, en we begonnen spreken over de paniekmaatschappij (gelukkig, weet ik, denkt diene mens hetzelfde als ik over de resente koronahysterie), ik begon over Bakkers uiteenzetting over trauma, hoe iedereen maar een trauma heeft, alles is trauma, we spraken, we dronken koffie, we lachten, later fietste ik doorheen de regen naar heeltemaal Leeuwesteyn toch wel zeker voor mijn eerste en mijn twede wijk en ik dacht Heeft die Gerbrand Bakker me toch maar mooi een heel fijn gesprek op een gruwelijke klotedag in de schoot geworpen.

Laat ik het erop houden dat ik Moeder, na vader met plezier gelezen heb. Ik kreeg het boek voor de zomer in handen (dus misschien werd het me toch niet op een loodgrijze dag in handen gedrukt), het is meegegaan naar Spanje, ik heb er overal in gelezen, ik heb er ook wekenlang niet in gelezen. Maar ik keerde altijd weer met plezier terug naar dit boek. En nu het uit is, mis ik het zelfs een beetje.

Nu het uit is, hoop ik die bekende snel weer eens tegen te komen als ik naar de bakker ga. Want het was altijd een plezier.


Gerbrand Bakker Moeder, na vader Privé-domein 324 recensie

Moeder, na vader

Privé-domein 324

  • Schrijver: Gerbrand Bakker (Nederland)
  • Soort boek: autobiografisch verhaal
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Reeks: Privé-domein 324
  • Verschijnt: 25 april 2023
  • Omvang: 320 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 25,99 / € 7,49
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van Gerbrand Bakker over zijn moeder

Het niet zozeer plotselinge als wel onverwachte overlijden van Gerbrand Bakkers vader bezorgde zijn moeder veel verdriet. Als je na vierenzestig jaar huwelijk alleen overblijft, is het bijna onmogelijk de draad nog op te pakken. ‘De fut is eruit.’ Maar het leven loslaten is ook nog niet zo makkelijk. Gerbrand Bakker beschrijft een jaar uit het leven van zijn verweduwde moeder en de familiaire dingen die daarmee samenhangen. Daarnaast beschrijft hij, net als in Jasper en zijn knecht en Knecht, alleen, zijn eigen dagelijkse leven, dat een nogal verrassende wending heeft genomen nadat er een man en een hond bij hem zijn ingetrokken.

Bijpassende boeken en informatie